Samenvatting Belastingplannen 2016

Vandaag zijn vijfwetsvoorstellen aan de Tweede Kamer aangeboden. Het gaat daarbij om:

  • Belastingplan 2016
  • Overige Fiscale Maatregelen 2016
  • Tegemoetkomingen loondomein
  • Wet vrijstelling uitkeringen artikel 2- fonds
  • Wijzigingen Moeder-dochterrichtlijn 2015

Hieronder volgt een korte opsomming van de meest belangrijke voorgestelde wijzigingen. Op korte termijn treft u een uitgebreide samenvatting aan van de voorgestelde aanpassingen.

Tarieven tweede en derde belastingschijf en heffingskortingen

De tarieven in de tweede en de derde belastingschijf van de loon- en inkomstenbelasting worden met circa 2%-punt verlaagd. Daarnaast worden de heffingskortingen afhankelijk van het inkomen aangepast.

Structurele verhoging vrijstelling schenkbelasting vanaf 2017

De eenmalige (verhoogde) vrijstelling schenkbelasting wordt vanaf 2017 structureel verhoogd naar 100.000 euro, voor zover de schenking wordt gebruikt voor de eigen woning. Verder vervalt de eis dat de schenking door een ouder aan een kind moet zijn gedaan. De voorwaarde dat de begunstigde tussen de 18 en 40 jaar oud moet zijn, blijft gehandhaafd.

Box 3 vermogen

Het kabinet wil de vermogensrendementsheffing in box 3 per 2017 aanpassen. Het heffingvrije vermogen stijgt dan naar € 25.000 (in 2015: € 21.330). Het tarief van 30% wordt gehandhaafd. Het forfaitaire rendement zal afhangen van de hoogte van het box 3 vermogen (tussen 2,9% -5,5%).

Integratie RDA en S&O-afdrachtvermindering (WBSO)

De kosten en uitgaven voor speur- en ontwikkelingswerk (S&O) die eerst onder de RDA vielen, komen met ingang van 2016 onder het regime van de S&O-afdrachtvermindering.

Aanpassing gebruikelijkheidscriterium WKR

Het gebruikelijkheidscriterium onder de werkkostenregeling wordt aangescherpt. Dit om onder meer tariefsarbitrage te voorkomen. Bijvoorbeeld door het omzetten van vakantiegeld in een eindheffingsbestanddeel.

Wijziging aanmerkelijk belang en emigratie

Wijziging aanmerkelijk belang en emigratie Het inkomen uit aanmerkelijk belang wordt in box 2 belast. Een aanmerkelijk belang ontstaat als een belastingplichtige ten minste 5% van het aandelenkapitaal van een vennootschap bezit.

Conserverende aanslag
Een belastingplichtige met een aanmerkelijk belang die uit Nederland emigreert, krijgt een belastingaanslag. Deze aanslag heeft betrekking op de waardeaangroei van het aanmerkelijk belang tot het moment van emigratie. Volgens de huidige wetgeving hoeft deze aanslag echter pas te worden betaald wanneer de aandelen worden verkocht of wanneer de vennootschap zijn winstreserves geheel of nagenoeg geheel uitkeert. Als dit na tien jaar niet is gebeurd, wordt de zogenoemde ‘conserverende aanslag’ kwijtgescholden.

Aanpassing
Door deze kwijtschelding loopt Nederland veel belastinginkomsten mis. Het kabinet past daarom de wetgeving aan. In de praktijk betekent dit dat er voor geëmigreerde aanmerkelijkbelanghouders geen sprake meer is van kwijtschelding na tien jaar. Wanneer er na emigratie winstuitdeling plaatsvindt of de aandeelhouder zijn aanmerkelijk belang verkoopt, dan is over de opbrengst naar rato belasting verschuldigd.

Terugwerkende kracht
Hierdoor betalen geëmigreerde aanmerkelijkbelanghouders evenveel en op hetzelfde moment belasting als niet-geëmigreerde aanmerkelijkbelanghouders. De voorgenomen maatregelen gaan met terugwerkende kracht gelden vanaf 15 september 2015. Dit om te voorkomen dat mensen besluiten te emigreren voor inwerkingtreding van de maatregel, met belastingontwijking als doel.

Wijziging deelnemingsvrijstelling en –deelnemingsverrekening

De voordelen die de MDR biedt, kunnen leiden tot ongewenste situaties of misbruik. Door middel van aanpassing van de deelnemingsvrijstelling worden twee wijzigingen in de MDR in onze nationale wet geïmplementeerd.

Met de eerste aanpassing wordt beoogd situaties te bestrijden waarin de vergoeding voor een geldverstrekking in de ene lidstaat aftrekbaar is en in de andere lidstaat niet belast wordt. Dat komt bijvoorbeeld voor bij een mismatch van hybride leningen wanneer verschillende lidstaten een vergoeding verschillend kwalificeren, bijv. aftrekbare rente in de ene lidstaat en onbelaste deelnemingsdividend in de andere lidstaat. In verband hiermee zal de regeling voor de deelnemingsvrijstelling worden aangepast.

Met de tweede aanpassing wordt beoogd misbruik van de MDR te voorkomen door de invoering van een antimisbruikbepaling van de MDR. De in de richtlijn opgenomen antimisbruikbepaling is een minimumbepaling hetgeen inhoudt dat nationale antimisbruikbepalingen zoals antidividendstrippingregels onverkort van toepassing blijven. In verband hiermee zal een aanpassing plaatsvinden in de buitenlandse a.b.-regeling van art. 17, derde lid, onderdeel b Wet Vpb. 1969. Parallel daaraan zal tevens een aanpassing worden aangebracht in de vergelijkbare regeling van art. 1, zevende lid Wet op de Dividendbelasting 1965 waarin coöperaties onder omstandigheden toch als inhoudingsplichtige worden aangemerkt voor de dividendbelasting.